De in Den Haag geboren Rink
Groenveld (14 december 1948) en Peter Kok (30 november
1949) werkten voor het eerst samen in de Hurricanes, waar
ze respectievelijk basgitaar en gitaar speelden. De
Hurricanes traden regelmatig op in katholieke
jongerencentra en hadden zelfs een eigen fanclub. In 1967
namen de Hurricanes deel aan een talentenjacht die door
platenmaatschappij Negram-Delta georganiseerd werd. Ze
wonnen ze de eerste prijs: een plaatopname. In de Bovema-studio
in Heemstede namen ze twee nummers op: "Love in minor",
van de Ivy League, en "One day", geschreven
door Peter de Ronde, ex-gitarist van de Golden Earrings.
De Hurricanes hoopten met de single een doorbraak te
forceren. Dat was echter niet het geval. De flop was voor
Peter en Rink aanleiding met z'n tweeën door te gaan
onder de naam Pop Shop, maar veel verder kwamen ze niet.
"We moeten Nederland uit om verder te komen",
was hun conclusie. Volgens Peter was er in die tijd veel
belangstelling voor Franstalige muziek. De mensen
luisterden naar France Gall, Johnny Halliday, Françoise
Hardy en Michel Polnareff. Peter herinnerde zich nog met
hoeveel succes Adamo in de Haagse Houtrusthallen had
opgetreden. Jacques Senf had het concert met de zanger
georganiseerd, waarbij ook de Golden Earrings en de
Hurricanes hadden opgetreden. Peter en Rink besloten hun
werkterrein naar Parijs te verleggen. Van iemand van
Bovema kregen ze de tip contact op te nemen met de
producer van de nieuwe zanger Julien Clerc. Die was
werkzaam bij Pathé-Marconi, de Franse tak van het EMI-concern.
Peter en Rink streken in Parijs neer. De jongens stapten
zomaar binnen bij Pathé, maar de producer was niet
onmiddellijk bereikbaar. Het lukte wel een afspraak te
maken, die echter op het laatste moment werd afgezegd. Na
enige tijd wisten ze toch kennis te maken met de producer.
Peter en Rink lieten hem een cassettebandje horen met
nieuwe liedjes die ze zelf geschreven hadden. De man
reageerde verschrikkelijk enthousiast. Hij had het druk,
zei hij, maar ze zouden zeker van hem horen. Dat gebeurde
niet. Hun geld raakte op en wekenlang leefden ze op
stokbrood. "Dag in dag uit liepen we door Parijs in
de hoop dat Pathé positief zou reageren. Maar na een
half jaar moesten we ons Franse avontuur opgeven". |
Rink en Peter waren volhouders en terug in Den Haag schreven ze nieuwe liedjes. Het duo manifesteerde zich in sociëteit Westwood, een bar in Kijkduin, waar de hele Haagse scene over de vloer kwam. Iemand bracht hen in contact met Freddy Haayen van Polydor. Ze mochten hun repertoire bij hem en zijn vrouw Anneke thuis in Rijswijk laten horen. Na een eerste kennismaking in de luxueuze flat pakten Rink en Peter hun gitaren, gingen op de bank zitten en begonnen te zingen. Freddy was onmiddellijk razend enthousiast. Niet veel later bracht Haayen het duo in kontakt met Jaap Eggermont die bij zijn ouders op de Frankenslag woonde. De voormalige drummer van de Golden Earring was nog niet zo lang geleden als producer begonnen bij productiemaatschappij Red Bullet in Hilversum. Hij was al in de weer met onder meer Spooky & Sue en Earth & Fire. Bij Jaap stond een harmonium, kan Peter zich herinneren. Met een Revox-recorder werden demo's gemaakt. Nico van Biemen van Polydor gaf het groene licht en Peter Kok en Rink Groenveld, omgedoopt tot Greenfield & Cook, |
hadden een platencontract. Ineens
ging het snel. In de Haagse GTB-studio werd de eerste
single opgenomen. Om kosten van muzikanten uit te sparen
werd gebruik gemaakt van een mellotron. In zijn eentje
wist sessiemuzikant Cees Schrama een heel orkest
tevoorschijn te toveren. Jaap speelde zelf percussie.
Toen de opname klaar was werd het resultaat op kleine
luidsprekers nog eens goed beluisterd en de mix
bijgesteld. Het resultaat mocht er zijn. "The end",
de eerste single van Greenfield & Cook, was een zeer
geslaagd debuut. Dat vonden ook de diskjockeys in
Hilversum. De plaat werd veelvuldig ten gehore gebracht
en haalde de Tipparade van Veronica. Vanzelfsprekend werd
al het repertoire van Kok en Groenveld ondergebracht bij
Dayglow, de muziekuitgeverij van Red Bullet (Willem van
Kooten). Ook de boekingen en het management werden door
de productiemaatschappij verzorgd. Peter: "Het was
een logische stap. Bullet ontving een gedeelte van onze
inkomsten. Maar we werden goed geplugd. Willem heeft
voortreffelijk voor ons gewerkt". Red Bullet bracht Greenfield & Cook in kontakt met Willem Jan van de Wetering, die een public relations-bureau in Hilversum had. Het duo betaalde hem om de kontakten met de pers te onderhouden. ("Soms ging dat in natura, met kleding bijvoorbeeld"). Artikelen verschenen in de Telegraaf (Jip Golsteijn), de AVRO-bode, de VARA-gids, de Gelderlander en het Veronica-blad. Van de Wetering begeleidde de jongens ook regelmatig als ze optraden, niet alleen in Nederland maar ook in Duitsland bij "Drehscheibe". Peter en Rink kwamen, zoals dat heet, in de vaart der volkeren. "We mochten optreden in een grote televisieshow in Luxemburg met allemaal beroemde artiesten, zoals Lulu, de toenmalige partner van Maurice Gibb (Bee Gees)". Na "The end" kwamen de hits. Zeven keer in successie wist Greenfield & Cook een notering in de Top 40 te bereiken. De eerste topper was "A day begins". "We werkten met een orkest onder leiding van de violisten Sem Nijveen en Benny Behr. Een dure sessie met veertien strijkers. Omdat ze het nummer twee keer speelden moesten ze nog eens extra uitbetaald worden. We maakten fotoreportages met Claude van Heye en Ronnie Hertz". De derde single, "Only lies", haalde in het najaar van 1971 een vierde plaats in de Nederlandse hitparade. Ook "Dont turn me loose" (1972) en "Easy boy" (1973) verkochten zoveel exemplaren dat ze in de top tien terecht kwamen. Ter gelegenheid van het verschijnen van hun eerste album maakte de AVRO een televisiespecial met de Hagenezen. Aan goed betaalde optredens had het duo geen gebrek. Rob Gerritsen van Red Bullet boekte Greenfield & Cook in een circuit van populaire acts als Sandra & Andres, Albert West, Mouth & MacNeal, Euson, Bonnie St. Claire, Ekseption en de Cats. Ze traden met twee gitaren op. Roadmanager Ernst (van Red Bullet) of Willem Jan van de Wetering begeleidde het duo en rekende de gage af. Greenfield & Cook trad voornamelijk op in het zogenaamde schnabbelcircuit: feesten, personeelsavonden en voor de militairen - tot in Duitsland toe. Willem van Kooten spande zich in het succes naar het buitenland te exporteren. "Dat ging vrijwel altijd via de uitgeverij. We hebben enkele liedjes in het Spaans ingezongen. We kregen hulp van de mensen die de Teleac-televisieserie "Vamos a ver" aan het maken waren. Zij zorgden ervoor dat we begrepen waar we over zongen en dat de uitspraak correct was. Onze platen werden in Spanje uitgebracht door Alain Milhaud, de manager van Los Bravos ("Black is black"). Die had bij RCA zijn eigen label Boccacio". In Duitsland werkte Van Kooten samen met Rolf Baierle. In Italië had Greenfield & Cook een eigen contact: Roel Bos, een halfbroer van Rink Groenveld. Die was met succes werkzaam in de Italiaanse filmbusiness. Kok en Groenveld kregen de vererende opdracht de muziek te schrijven voor twee films: "La signora è stata violentata" (1973) en de spaghetti-western "I quattro dell' apocalisse" (1975). Bovendien maakten ze in Italië een grote tournee samen met Demis Roussos, de "Canta giro". Een groep artiesten onder leiding van Roussos gaf voor tienduizenden mensen voorstellingen in openluchtstadions. De ene dag traden ze op, de volgende dag reisden ze in open jeeps door naar de volgende stad. De single "Only lies" werd in Italië op de markt gebracht, maar ondanks alle publiciteit bleef het succes op de plaat uit. |
In 1974 kwam er een einde aan de
reeks hits van Greenfield & Cook en ook aan de
samenwerking tussen Rink en Peter. Groenveld had er
steeds meer behoefte aan in alle rust thuis liedjes te
schrijven. Kok besefte juist hoe belangrijk het was zich
te manifesteren in Hilversum en op andere plaatsen waar 'het
gebeurde'. Een nieuwe partner van Rink betekende min of
meer het einde van hun relatie. Peter Kok had intussen zijn contacten met Julio Euson geïntensiveerd. De zanger uit Aruba was op de hitlijsten verschenen met liedjes als "Both sides now", "Julie", "Leon" en "Angelina". Euson had geen manager. Als Julio optrad rekende Peter voor hem af. Hij zorgde ervoor dat de bladmuziek bij de muzikanten terecht kwam en het geluid in de zaal goed was. Omdat hij het repertoire van Euson goed kende speelde hij op gitaar mee. Meer en meer ging Kok als muzikaal leider op de bühne en "onofficiële" manager fungeren. Peter en Julio zochten hun toevlucht bij platenmaatschappij Basart. Tony Berk runde er het Poker-label. Euson trad op als producer van twee nummers: "Sunny California", geschreven door Peter Kok, en "Fly me", een compositie van Julio. De gebroeders Rob en Ferdi Bolland zaten in het koortje. Als Peter Cook deed Kok bovendien in |
1977 mee aan het Nationaal
Songfestival met het liedje "Pinokkio", waarmee
hij vierde werd op tien deelnemers. Hij werd er vokaal
begeleid door onder meer Anita Meijer en zijn voormalige
partner Hilde (Dianne) Marchal. In Nederland bleef het succes uit in de tweede helft van de jaren zeventig. Julio en Peter besloten hun heil in Amerika te zoeken. Vanuit Nederland vlogen ze in eerste instantie naar Los Angeles. Eerder had Evert Garretsen, directeur van Polydor, Julio financieel in staat gesteld een business trip door de VS te maken. De bedoeling van het nieuwe verblijf was de mogelijkheden te onderzoeken om vanuit dat gebied te opereren. Het leggen van kontakten bleek verre van eenvoudig te zijn. Peter financierde een reis naar New York en Santiago in Chili. Julio was een ster in Chili. Peter zag het helemaal zitten, maar het pakte anders uit. De zanger van "Julie" was weldra niet meer de beroemde artiest die vanuit Nederland het land bezocht om er zijn buitenlandse successen te komen zingen. In korte tijd werd hij Chileen onder de Chilenen. "De hele magie was weg. Euson was al snel niet meer dan een tweederangs artiest. Hij moest Engelse les aan dames geven om wat inkomsten te verwerven". Peter Kok zette een eigen productiebedrijf op dat hij P.J. (Peter, Julio) noemde. Als zanger deed hij mee aan een songfestival in de noordelijke stad Chuquicamata, het centrum van kopermijnen die door Amerikanen geëxploiteerd werden. Nu ging Julio mee als manager. Peter zong er een Spaanse versie van "Chilean girl" ("Chilena mia"), een song die hij al in Nederland geschreven had. De contacten tussen Julio en Peter verwaterden snel en Peter vond nieuw emplooi in de omroepwereld. In 1979 produceerde en presenteerde hij bij Canal 7 een Chileense versie van wat in Nederland Toppop was. "Met clips. Indien die niet beschikbaar waren vonden we altijd wel Chileense Penney de Jager om op de muziek te dansen". Kok werd bovendien de presentator van een vier uur durend dagelijks radioprogramma op Pudahuel FM. In 1981 stapte Peter Kok uit de muziek. Wat hij daarna allemaal presteerde lijkt onvoorstelbaar. De hele wereld reisde hij door. In New York zette hij een kantoor op voor RTL Plus. In Spanje vertegenwoordigde hij Rupert Murdoch (Sky Channel). In Madrid was hij de oprichter van een bedrijf dat appeltaarten voor de horeca bakte. In onder andere China en Kroatië onderhandelde hij over het opzetten van een Madurodam-vestiging. Sinds augustus 2010 heeft Peter een bedrijf in Leiden. "In het pand van Jacob Swaenenburgh waar schilder Rembrandt van Rijn leerde schilderen (Langebrug 89-A) maak en verkoop ik empanadas. Een soort pastei gevuld met vlees, kaas, groenten of vis. Die wordt op het gehele Zuid-Amerikaanse continent gegeten. Elk land of regio heeft zijn eigen soorten. Ik importeer het deeg uit Argentinië. De empanadas worden in een oven bereid. Ik verkoop ze aan de horeca maar ook rechtstreeks aan de liefhebbers". Rink Groenveld maakte na de breuk met Peter Kok een solosingle, maar schreef voornamelijk repertoire voor andere artiesten, waaronder de hit "Magic mary" voor de groep Holland. Sinds de jaren '80 woont hij in Frankrijk. Met dank aan Harry Knipschild voor zijn toestemming om dit artikel op deze website te plaatsen. Een uitgebreide versie is te lezen op zijn website: www.harryknipschild.nl. Harry Knipschild is onder andere auteur van het boek "Money, money, money? Verhalen uit de geschiedenis van de popmuziek, deel 1", verschenen bij uitgeverij Conserve (ISBN 978-90-5429-305-7). |